"Vita" betekent "leven". Vitamines komen uit de levende natuur en zijn stoffen die in geringe hoeveelheden in de voeding voorkomen, maar vind je onder andere in groenten en fruit. In tegenstelling tot de voedingsstoffen eiwitten, koolhydraten en vetten leveren zij geen energie. De functie van vitaminen:
- Ze zijn essentieel voor een goed verloop van de stofwisseling en dus onmisbaar voor het lichaam
- Ze spelen een rol bij de groei, herstel en het goed functioneren van het lichaam
Om voldoende vitamines binnen te krijgen, is het vooral belangrijk een gevarieerde voeding (bestaande uit volkoren producten, dierlijke producten, vis, groenten, fruit, peulvruchten, noten) binnen te krijgen. Er zijn dertien vitamines:
- 4 vetoplosbare vitamines; de vitamines A, D, E, K; de vetoplosbare vitamines zitten voornamelijk in het vet van voedingsmiddelen en kunnen in de weefsels van het lichaam worden opgeslagen.
- 9 wateroplosbare vitamines: de vitamines B1, B2, B3, B5, B6, B8, B11 (foliumzuur), B12 en vitamine C; deze vitamines zitten juist in het vocht dat in voedingsmiddelen zit. Het lichaam kan deze in water oplosbare vitamines (met uitzondering van B12) niet goed opslaan. Een teveel verlaat het lichaam via de urine.
Als je voeding bereid of bewaard kunnen er vitamine verloren gaan. Vooral de in water oplosbare vitamines. Dit verlies kan oplopen van 10 tot 50%. De grootte van het verlies verschilt per vitamine en is van vele factoren afhankelijk, zoals type voedingsmiddel, bereidingstemperatuur, de hoeveelheid water, blootstelling aan zonlicht of zuurstof na het snijden, persen of pureren.